Tram van Amsterdam
De tram van Amsterdam is het grootste tramnetwerk van Nederland en wordt uitgebaat door GVB. Het netwerk bestaat uit 16 lijnen. In Amsterdam rijden sinds 1875 paardentrams, en sinds 1900 ook elektrische trams. In 1916 werd de laatste paardentramlijn geëlektrificeerd. Het netwerk is in de loop van de jaren flink aangepast. Naast diverse opgeheven trajecten zijn er ook veel uitbreidingen aan het netwerk geweest.
Geschiedenis
Paardentram
In 1875 werd de eerste paardentramlijn geopend. Deze liep van het Leidseplein naar de Plantagebuurt (ongeveer de route van de huidige lijn 10). In de jaren die hierop volgde werden diverse nieuwe lijnen aangelegd. Eindpunten aan het eind van de negentiende eeuw waren er naar alle toenmalige wijken in totaal 15 tramlijnen. De zwaartepunt van het tramnet was de Dam. Al deze tramlijnen hadden de afwijkende spoorbreedte van 1422 millimeter.
Elektrische tram
In 1900 werd het trambedrijf overgenomen door de gemeente. Nog datzelfde jaar werd de eerste elektrische tramlijn aangelegd en begonnen met het veranderden van de spoorbreedte naar 1435 millimeter, normaalspoor. In 1906 waren alle tramlijnen behalve lijn 12 geëlektrificeerd (dat gebeurde pas in 1916). Met 229 elektrische rijtuigen werd de dienst uitgevoerd, de oude paardentrams werden gebruikt als aanhangers. Er waren toen 12 elektrische lijnen (1-11 en 13). In de jaren daarna werd het tramnet geleidelijk steeds meer uitgebreid:
- 1910: Lijn 14
- 1913: Lijn 15, 16, 17 en 18
- 1916: Lijn 19
- 1921: Lijn 22 en 23.
- 1922: Lijn 20
- 1928: Lijn 21
- 1930: Lijn 25
In 1931 waren er zodoende 25 lijnen, het grootste aantal lijnen wat het tramnet gekend heeft. Er waren toen 445 motorwagens en 350 bijwagens voor de dienst beschikbaar, allen tweeassers met een houten opbouw.