Het IGO-project werd uitgevoerd door twee bedrijven; NS en [[GSM]] (dat later [[GVM]] en [[Oostnet]] ging heten en nog iets later opging in [[Connexxion]]). In het tijdperk voor de grootschalige privatisering van het openbaar vervoer was dat de enige mogelijke oplossing. Gevolg was dat de inkomsten verdeeld moesten worden over twee partijen.
Zoals te verwachten viel waren de reizigersinkomsten van de lange trajecten overgegaan van bus naar trein. De buslijnen waren minder aantrekkelijk geworden omdat het korte lijnen waren geworden tussen overstappunten. Doordat het vervoer op deze aanvoerlijnen echter wel groeide bleef het mogelijk het busnet in stand te houden.
De conclusies van de vervolgstudie IGO Plus, die in 1997 gestart werd, waren helder: er moest één bedrijf komen dat zowel het bus- als het treinvervoer moet verzorgen. Voordelen van één bedrijf zijn dat het geen belangen heeft bij parallelle verbindingen en dat de inkomsten van trein- en busnet worden gedeeld (en zo het aansluitende busnet dus in stand wordt gehouden). Verder kan personeel efficiënter worden ingezet door een combifunctie buschauffeur/treinmachinist. Dit leidde in 1999 tot de oprichting van Syntus.